- Maakt de spin in 't web een scheur, dan klopt weldra de stormwind aan de deur.
- Als 't in november 's morgens bloeit, wis dat de storm dan 's avonds loeit.
- Als in november het water stijgt, gedurende de winter gij 't nog vaker krijgt.
- Na helder weer nu sombere mist, heeft zeker ook nog vorst in de kist.
- November warm en fijn, het zal een strenge winter zijn.
- November heeft maar 30 dagen, maar dubbel wind en regenvlagen.
- Donder in november, laat een jaar goed verlopen.
- Als het vriest in november, dan volgt er sneeuw in december.
- Zwaait de winter in november al met zijn staf, zijn rijk is van korte duur voor straf.
- November met zijn regenvlagen, brengt verkoudheid, jicht en andere plagen
- Als het met Allerheiligen(1) sneeuwt, leg dan vast uw pels gereed.
- Met Allerheiligen vochtig weer, sneeuwbuien volgen keer op keer.
- Houden de kraaien voor Allerheiligen al school, zorg dan voor hout en kool.
- Brengt Allerheiligen winterweer, tien dagen duurt het zeer.
- Sneeuw op Allerzielen(2), voorspelt een zacht voorjaar.
- Het weer op Leonardusdag(6), blijft gewoonlijk tot de Kerstdag.
- Een zuidenwind op de dag voor St. Martijn(10), dan zal het een zachte winter zijn.
- Is er een donkere lucht op St. Martijn(11), zo zal het een zachte winter zijn.
- Maar is de dag op St. Martijn helder, de vorst dringt dan door tot in de kelder.
- Als op St. Martijn de ganzen op het ijs staan,moeten ze met Kerst door het slijk gaan.
- Als het nevelig is op St. Martijn, dan zal de winter niet koud zijn.
- Maar heeft St. Martijn een witte baard, dan blijft ons sneeuw nog ijs gespaard.
- Is er met St. Martijn nog loof aan de bomen, dan mag men van een strenge winter dromen.
- St. Elisabeth(19) doet ons verstaan, hoe de winter zal vergaan.
- De dag aan St. Cecilia(22) gewijd, is de maatstaf voor de wintertijd.
- Wintert het op St. Klemens fel, dan wordt de lente klaar en fel.
- Vriest het op St. Katrien(25), dan vriest het nog 6 weken nadien.
- IJs op de dag van Saturijn(29), het weer maakt daarna korte mette met dit venijn.
- Verdwijnt de boer van de akker, wordt hond en jager wakker.
- Het nazonneke van Allerheiligen kan de winter niet beveiligen.
- Als de regen uit het Noorden komt, is het altijd motregen,
- Kruipen de muizen diep in de grond, maken zij een strenge winter kond.
- Draagt hde haas lang zijn zomerkleed, is de winter nog niet gereed.
- Als de eekhoorns aan het garen slaan, is het met de zomer gedaan.
- November heeft maar dertig dagen, maar dubbel wind en regenvlagen.
- Het zal gaan druipen als de regenwormen kruipen.
- November in de nevel, 't blijft schoon, dat is de regel.
- Koe steert in de lucht, onweer in de lucht.
- Steekt er sterk de mugge, valt er vast en vlugge, regen op uw rugge.
- Als de bijen hun vlucht gat goed afsluiten, zal dat een koude winter beduiden.
- Zwaait de winter in november zijn staf, zijn rijk zal vinden snel zijn graf.
- Wanneer de spinnen nog vlijtig buiten weven, zullen we nog schoon weer beleven.
- Vormt zich rijm bij volle maan, kondigt hij grote koude aan.
- November heeft altijd stront aan zijn staart.
- In november worstelt de winter nog met de herfst